Het eerste muntgebouw van den Bosch stond in de Mortelstraat achter het huis het Wagenschot of de Floyde poort, welke straat haren naam heeft bekomen van het goed de Mortel, waarover zij in de jaren 1481 en 1485 vanaf de Keizerstraat tot aan den Wal gelegd werd, zooals blijkt uit mr. Bondam Inventaris der oorkonden, aangaande het Jezuïetencollege te den Bosch p. 60 noot 1. In eene Bossche Schepenakte van 23 April 1499 heet die straat dan ook nog: quaedam via, sumpta de hereditate, dicta den Mortel.
Het gebouw, waarin de Bossche munt voor het eerst gehouden werd, werd 19 Februari 1546 (Reg. no. 172 f. 123) door Gijsbert Pels Johanszn verkocht aan Herman, zoon van Jan die Leeuwe; het werd daarin omschreven als: domus, area, ortus, vacua hereditas, diversa edifitia et duae camerae, sitae in Buscoducis in vico dicto den Mortel inter commanem aquam ex uno latere et fine uno et inter hereditatem quondam Mathiae de Tephelen ex alio latere, tendentes cam reliquo fine ad communem vicam predictum den Mortel, zijnde het door Marcelis, zoon van Marcelis Janszn van den Eeckart als man van Judoca; Henrick, zoon van Gerard van Doern als man van Anna; Christophorus, zoon van Everard Floriszn als man van Heylwig, allen dochters van Adriaan Floriszn. en Johanna, de dochter van Jan van Beurden; Steven, zoon van genoemden Floris en Cornelia, de dochter van Boudewijn Henrickszn; Floris en Petrus, zonen van Dirck, den zoon van genoemden Floris en Cornelia en door Petrus die Wolff den voorlaatsten Juli 1544 (Reg. nos. 166 f. 289 en 162 f. 103) verkocht geweest aan voornoemden Gijsbert Pels.
Van gezegden Herman die Leeuwe werd voormeld gebouw geërfd door diens zoon Jan de Leeuw 1), die eerst goudsmid in den Bosch was en daarna muntmeester ons heer en des
| 50 | ||||||||
Coninx van zyne Majt. munte tot 's-Hertogenbossche. In 1566 verleende hij, die toen genoemd werd Johannes, filius Hermanni die Leeuwe, aan Paulus, zoon van Godefridus Gerardszoon, eene grondrente uit gezegd gebouw, hetwelk alstoen omschreven werd als: domus, area, ortas ac duae camerae, sibi mutuo lateraliter adjacentes, sitae in Buscoducis ad locum, dictum de Mortel.
Blijkens Verachter Histoire monétaire de la ville de Bois le Duc blz. 156 had Koning Philips II van Spanje 18 Juni 1578 aan de Regeering der stad den Bosch op haar verzoek octrooi verleend om aldaar kleine munten, genaamd oirtkens, negenmannekens en moirkens, te slaan en was toen genoemde Jan de Leeuw, zijnde een experten borger ende ingeseten der voirs. stadt, hem seer wel verstaende opt stuck van de munte, daarmede belast geworden. Van dat octrooi werd evenwel geen gebruik gemaakt. Daarna gaf, blijkens denzelfden Schr. p. 160, de Hertog van Parma den laatsten Februari 1581 aan de Eegeering van den Bosch oirloff ende consent, dat sy binnen de voirs. stadt sal moeghen oprichten een munte, om aldair te doen slaen, wercken ende munten alle sulcke golde, zilvere ende copere penninghen etc, als men in andere Con. Maj: munten van herwaerts overe gewoenlijck is te wercken, tot welcken eynde ende om de voirs. oprichtinghe te bevestighen ende volbrenghen zo'et behoirt, de voirn. van Shertoghenbossche sullen gehouden zijn mitten eersten by ons te schicken und aftveerdighen eenen nuttighen ende bequamen persoon, zich verstaende int stuck van der voirs. munten, enz. De man, die daartoe werd afgezonden, was weder genoemde Jan de Leeuw; hij werd daarop den 24 November 1581 voor den tijd van drie jaren aangesteld tot meester particulier van der munten van Brabant in der stadt van Tsertogenbossche op eene zeer uitvoerige instructie, die Verachter t.a.p. blz. 175 en vlgd. ook mededeelt. Hij richtte vervolgens de munt in zijn voorschreven huis op, dat daarop den naam van de Munt bekwam en later toen daarin geene munt meer werd geslagen, de Oude Munt geheeten werd; boven de voorpoort daarvan deed hij
| 51 | ||||||||
ten teeken, dat het eene Koninklijke munt was, hangen het houtwerck, daer die wapen ons heer en des Conincx op geschildert is. In dat gebouw sloeg hij binnen gezegd tijdsverloop verscheidene munten, allen voorzien van het boompje, het kenmerk van de Bossche munt. Wegens de Nederlandsche Beroerten stond zijne munt vanaf 1584 tot 1589 stil, doch in de volgende drie jaren stelde hij ze weder in werking, daar hij toch krachtens eene nieuwe aanstelling er toen wederom munt in sloeg. In 1591 werd hij als muntmeester opgevolgd door Reinier van der Laer en deze in 1601 door Adriaan Franssen, die het bleef tot 1604, als wanneer de Munt wederom gesloten werd en wel tot 1606; in dat jaar werd Cornelis van den Leemputte aangesteld tot muntmeester, die het tot 1609 bleef; toen werd de Munt wederom gesloten. Het blijkt niet in welk huis de voornoemde opvolgers van Jan de Leeuw in den Bosch munt sloegen; naar alle waarschijnlijkheid zullen zij het tot het jaar 1607 in diens voorschreven huis gedaan hebben; vooreerst op grond van hetgeen Verachter t.a.p. blz. 198 mededeelt omtrent het opschilderen van het wapen van Zijne Majesteit, hangende boven de voorste poort der munt, alsook omdat men eerst in 1607 dat gebouw genaamd vindt als de Oude Munte. De munten, die vóór 1613 in den Bosch geslagen werden, zijn door Jhr. M.A. Snoeck vermeld in de Handelingen van het Prov. Genootschap van Kunsten en Wetenschappen van N.Brabant 1883—1884.
De kinderen van den muntmeester Jan de Leeuw waren Henricken, echtgenoote van Jan Henrickszn van Berwinckel en Mariken, echtgenoote van Hans van Deventher; deze laatste was de zoon van Anthonis van Deventher, den natuurlijken zoon van Henrick, den zoon van Gerard Proening van Deventher 2). Hans van Deventher voorzegd had van zijne genoemde vrouw twee kinderen: Antony van Deventher en Sara van Deventher, de echtgenoote van Hans Schoffeert van Dietenhoven, van wien in eene Bossche Schepenakte van 1608 verklaard werd: qu'il
| 52 | ||||||||
était natif de Thionville et est demeurant à Bois le Duc. Genoemde Jan Henrickszn van Berwinckel als man van Mariken verkocht 13 Januari 1607 aan genoemden Hans Schoffaert van Dietenhoven (Reg. no. 303 f. 171) de helft in een huys, poort ende twee cameren, somerhuysken, hoff ende put, gemeenlijk genoemd d' Oude Munte, staande in den Bosch op den hoek van het Mortelstraatje 3) tusschen eenen beemd, toebehoorende aan Jacques Darbant als man van Elisabeth Oliviers, dwater tusschen beyde loopende, ex uno en het huis, toebehoorende aan Jan Willemszn int Merenblat, ex alio, strekkende van het Mortelstraatje achterwaarts tot aan de Dieze.
Hans Schoffaert voornoemd verkocht 25 October 1613 (Reg. no. 252 f. 372 vso) het geheele goed d'Oude Munte aan mr. Bartholomeus Loeff van der Sloot Goijartszoon, raad van den Bosch, zijnde dezelfde als die, welke, zooals wij op blz. 44 en 45 reeds zagen, in 1618 en 1633 achtereenvolgens de beide helften van het huis het Wagenschot of de Floydepoort kocht; door al die koopen werd hij alzoo eigenaar van het geheele terrein en de daarop staande gebouwen, die gelegen waren tusschen de Keizer- en de Mortelstraat en de Dieze.
De genealogie zijner familie kan worden opgevoerd tot Dirck Loeff, die in 1484 leefde. Deze heette in de Bossche Schepenakten nog niet Loeff van der Sloot 4) maar alleen Dirck Loeff of Theodoricus Lufo. Hij had een zoon Jan Loeff, die huwde met Beatrix, dochter van Henrick de Potte, van wier nalatenschap hij het vruchtgebruik had; hij deed daarvan in 1517 afstand ten behoeve van hunnen beider zoon Henrick
| 53 | ||||||||
Loeff Junior, burger van den Bosch; ook had hij blijkens eene Bossche Schepenakte van 1541 nog eenen zoon Henrick Loeff Senior. Het moge oppervlakkig vreemd, schijnen dat men van één vader twee gelijktijdig levende zonen vermeldt, die denzelfden voornaam hebben; onjuist is dit daarom nog niet en in de samenleving gaf het oudtijds ook geen ongerief, dat twee broeders denzelfden voornaam hadden; heetten zij beiden Johannes dan werd de een Jan en de ander Hannes of Hans genoemd en heetten zij beiden Hendricus dan noemde men den een Hein en den ander Driek; thans gebeurt dit nog in de Meierij van den Bosch. Henrick Loeff Senior, hiervoren genoemd, was lakenkooper te den Bosch en in 1545 reeds overleden; hij huwde met Johanna, dochter van mr. Willem van Dommelen, welke in eene Bossche Schepenakte zijne eerste vrouw geheeten werd en in 1541 voor Schepenen van den Bosch afstand deed van het recht van vruchtgebruik op hare nalatenschap ten behoeve hunner kinderen: a. Dierck; b. Agnes, de vrouw van Albert, zoon van Wellinus Last en c. Margaretha, de vrouw van Johannes van Breugel Henrickszoon 5).
Dierck Loeff laatstgenoemd was bierbrouwer in den Bosch en in 1605 reeds dood. Hij had twee zonen:
a. Anthonis Loeff, in 1598 nog vermeld en
b. Franchoys of Frans Loeff, die korenkooper in den Bosch en in 1648 reeds dood was; hij huwde met Jenneken, dochter van Jan Aertszoon Bellemaeckers, die hem schonk:
a. Peter Loeff, kinderloos gestorven.
b. Elias Loeff;
c. Dirck Loeff, die volgt;
d. Elisabeth Loeff, huwde met 1° Leonard Fickevoort 2° Adriaan Govertszoon van Altena.
Dirck Loeff, hiervoren sub c genoemd, huwde met 1° Aleid
| 54 | ||||||||
van Nuenen, van wie hij in 1623 reeds weduwnaar was; 2° Margaretha, dochter van Jan Janszoon van Beughem, bij wie hij deze kinderen verwekte: a. Johanna of Jenneken Loeff;
b. Joost, die zich noemde Joost Loeff van der Sloot en eigenaar was, zooals wij in Dl. I blz. 294 reeds zagen, van het huis de Drie Morianen; zijne afstammelingen noemden zich meestal maar alleen van der Sloot.
Henrick Loeff Junior, hiervoren op blz. 54 genoemd, was in 1535 schepen van den Bosch, als wanneer hij zegelde met het wapen der familie Loeff van der Sloot 6). Hij kocht in 1519 een huis in de Orthenstraat te den Bosch en huwde met 1° Cristyne Boden of Boyen, dochter van Laureyns 7), van wie hij in 1523 reeds weduwnaar was en 2° Jutte, dochter van Otto Jacobszn en weduwe van mr. Goyart, zoon van Laurentius van der Bruggen genaamd van Eyck, die, nadat hij weduwnaar was geworden, priester zal zijn geworden en van Eyck zal genoemd zijn naar het dorp Bergeik 8).
Van zijne eerste vrouw had Henrick Loeff Junior deze kinderen:
a. Philips Loeff van der Sloot, die in 1535 nog geen 25 jaren oud was en kanonik te Oirschot werd; waarschijnlijk was hij geen priester; het was oudtijds voor de waardigheid van kanonik ook geen vereischte, dat men priester was; leeken konden dit evenzeer worden, maar zij waren dan verplicht ongehuwd te zijn; van daar dat oudtijds zoovele kanoniken
| 55 | ||||||||
met bijzitten leefden, zooals men uit menige Bossche Schepenakte van vóór 1600 kan zien. Denkelijk trouwde hij, als dan na afstand te hebben gedaan van zijn kanonikaat, met Maycken Uyt Mattemburgh 9). b. Johanna Loeff genaamd van der Sloot, non in het St. Geertruiklooster te den Bosch.
c. Bartholomeus Loeff, president-schepen van den Bosch en proost der Ill. L. V. Broederschap aldaar, was eigenaar van het in Dl. I blz. 326 vermelde huis de Loeffenpoort. Hij huwde met Ermgardis, dochter van voornoemden mr. Goyatrt van der Bruggen genaamd van Eyck en Jutte, dochter van Otto Jacobszn. Hun eenig kind was:
Mr. Godevaert Loeff van der Sloot, ook president-schepen van den Bosch en eigenaar van het hier beschreven huis de Oude Munt; hij huwde met Josina Pijnappel, dochter van Goossen, raad van den Bosch en stadhouder van den Hoogschout aldaar en Oda van Os, de dochter van Peter van Os, secretaris van die stad. Zij overleed 2 Mei 1623, hij 14 Mei 1604. Beiden werden begraven in de St. Janskerk van den Bosch onder eene grafzerk, die nog daarin ligt; ook was daarin voorheen een monument ter zijner gedachtenis, waarvan men eene beschrijving vindt bij Dr. C.F.Xav. Smits t.a.p. blz. 328. Op dat monument stonden hunne navolgende kwartieren, waaruit men kon zien wie hunne voorouders waren:
Wie hunne kinderen waren, zagen wij reeeds in Dl. I blz. 327, alwaar wij alzoo ook zagen, dat een dezer was mr. Bartholomeus Loeff van der Sloot, die. als gezegd, de huizen het Wagenschot en de Oude Munt kocht. Hij overleed kinderloos 20 November 1654 en was gehuwd met
| 56 | ||||||||
1° Agatha 10), dochter van Laureyns Melen, ook wel genaamd Agatha van Breugel, de dochter van Mr. Laureyns Ameliszoon van Breugel; 2° te Boxmeer 21 Juni 1644 Gudula van Erp, overleden 19 Mei 1663, dochter van Godert en Wilhelmina van der Borcht; zij en haar genoemde man werden te Boxmeer met deze kwartieren begraven:
Waarschijnlijk wegens zijn vertrek naar Boxmeer verkocht hij in 1644 aan den kapitein Rusaert Floid zijne beide voormelde huizen; de Oude Munt werd daarbij omschreven als: huysingen, poorten, vier cameren in de Mortelstraet uytgaende, somerhuysken, hoff] put, watertrap.
Deze beide huizen behoorden in 1823 weder aan één eigenaar, n.1, aan Bernardus Hartogensis. Hij was een kleinzoon van Simon Hartog, die in de tweede helft der 18° eeuw zich in den Bosch metterwoon vestigde en een der weinige Israëlieten was, die aldaar vóór de l9e eeuw mochten wonen 11); zijne vrouw heette Duyfke Nathan, die hem eenen zoon schonk, welke den voornaam en naam „Hartog Simon” droeg en in 1769 geboren werd. Zoowel vader als zoon namen in 1811 den naam van Hartogensis aan, terwijl de zoon toen bovendien zijnen voornaam Hartog verwisselde tegen dien van Herodes.
Laatstgenoemde, Herodes Hartogensis n.1., huwde met Sara Kann, die hem in 1793 eenen zoon schonk, over wien de
| 57 | ||||||||
wed. Gerardus van Altena, beëedigd stadsvroedvrouw te den Bosch, den 13 Juni 1796 ten verzoeke van Hartog Simon, Joodsch koopman te den Bosch, voor Schepenen aldaar de verklaring aflegde, zooals reeds in Dl. I blz. 101 noot l is vermeld, dat zij op 16 of 17 Augustus 1793 als vroedvrouw zijne echtgenoote had verlost van eenen zoon; dat zij op den achtsten dag na die verlossing heeft geassisteerd bij de besnijdenis van dat kind en dat dit toen is genaamd Nathan Beer Hartog. Dit kind was de voornoemde Bernardus Hartogensis, die in 1811 ook al van voornaam veranderde. Hij bouwde in 1823, ter plaatse waar het huis de Oude Munt eens stond, voor de Bossche Israëlieten eene synagoge en schonk hun die; zij is de tegenwoordige Israelietische kerk, behoudens, dat die eenige jaren geleden aanmerkelijk is vergroot. Toen Koning Willem I in 1829 aan den Bosch een bezoek bracht vereerde hij op den 28 Juni van dat jaar deze synagoge met een bezoek; geen enkele Katholieke kerk van den Bosch werd echter toen door hem bezocht! Vóór dat deze synagoge gebouwd was, hielden de Israëlieten van den Bosch hunne godsdienstoefeningen in de woning van een hunner. Zoo verklaarden blijkens akte van den Bosschen notaris Corn. van Nimwegen van 9 October 1697 (Protoc. n°. 218) op requisitie van Jacob Worms: Levi David en Elias Mozes gehoord te hebben, dat op Zondag 6 October 1697 de requirant Jacob Worms tegen Aaron Polack, die woont bij Cosmanus Gompers, gezegd heeft, dat hij, Aaron Polack, uit zijne kerk in zijn huis zoude blijven 12).
Bij verscheidene personen bestaat thans de meening, dat het huis, hetwelk in de Waterstraat tegenover het Gouvernement staat en in welks gevel zich bevindt een steen, waarin in het Hebreeuwsch gebeiteld is: „Wees en weduwen houdt hij staande. Loof den Heer. 1760”, zoude staan op de plaats,
| 58 | ||||||||
waar vroeger stond een gebouw, dat voor het een of ander Joodsch doeleinde bestemd was; dit is evenwel eene dwaling, want Israëlieten hebben er nooit iets mede te maken gehad. Naar alle waarschijnlijkheid deed Johann Georg Köpper, die dat gebouw 28 November 1755 had gekocht van Helena van Amelsvoort douairière van Franciscus Wynandus van Renesse van Wilp (Reg. no. 572 f. 207 vso) en Luthersch meester te den Bosch was, bedoelden gevelsteen uitbouwen en in dat huis plaatsen. | 59 |
Noten | |
1. | De overige kinderen van Herman die Leeuwe waren: Neesken de Leeuw, die in 1612 te Keulen woonde en Nicolaas de Leeuw, die gehuwd was met Susanna van der Stegen en in dat jaar reeds was overleden. |
2. | Reg. no. 345 f. 306 vso en blz. 8 hiervoren. |
3. | Dat is te zeggen: de hoek gevormd door dat straatje en de Dieze. |
4. | In een handschrift van Van Spaen staat de volgende genealogie der familie van der Sloot, die hetzelfde wapen voerde als de Bossche familie Loeff van der Sloot, n.l. een gekanteelden en tegengekanteelden schuinbalk: Johan van der Sloot, 1377 in de Geldersche Ridderschap, heeft tot zoon: Goossen van der Sloot, schepen van Tuyl in 1412, wiens zoon was: Alard van der Sloot, schepen van Tuyl in 1458. Zoon: Goossen van der Sloot, drost van Buren 1490, h 1° Agnes van Hardenbroek; 2° Agnes van Beest, weduwe van Goossen Hack van Alem. |
5. | Bij eene Bossche Schepenakte van 1600 werd verdeeld de nalatenschap van Margaretha, de dochter van Henrick Loeff en weduwe van Dirck Lambertszoon Remmens; zij schijnt dus hertrouwd te zijn geweest. |
6. | Volgens Joh. Th. de Raadt Sceaux armoriés zegelde Dierck Loeff Henrickszoon, 1548-69 schepen te Heusden, met hetzelfde wapen. |
7. | Een Laureyns Boyen, waarschijnlijk een voorvader van dezen, had 11 Sept. 1366 van de stad den Bosch gekocht eene steenen poort in de Orthenstraat aldaar. |
8. | Laurentius van der Bruggen was de zoon van Johannes van der Bruggen en Mechteld van Bree. Hij stierf omstreeks 1517. Zijn zoon, mr. Goyart van Eyck, die omstreeks het jaar 1521 overleed, had van Jutte, dochter van Otto Jacobszn, (welke na doode van Henrick Loeff nog eens trouwde en wel met Henrick van Dickberch, genaamd van Staeckenbroeck. Reg. no. 173 f. 233 en 262 f. 518.) eene dochter Ermgardis, die met Bartholomeus Loeff van der Sloot, president schepen van den Bosch, huwde. |
9. | Taxandria X blz. 147. |
10. | Haar broeder en zuster waren Bartholomeus en Jenneken van Breugel, zijnde de laatstgenoemde de huisvrouw van Pieter Blom. |
11. | In 1686 gaf de Regeering van den Bosch aan den Israëliet Jacob Worms verlof om er zich met zijn gezin te vestigen en er handel te drijven en in 1088 gaf zij aan Hertog Jacobs, die eveneens Israëliet was, ook verlof om zich in die stad met zijne familie te vestigen In het jaar 1805 waren er in den Bosch nog maar 71 Israëlieten. |
12. | Jacob Worms woonde toen als huurder in het huis de Drie Garstenbrooden, staande aan de Westzijde der Karrestraat, thans genummerd Karrestraat 2. (Alph. Mosmans in Taxandria XIX p. 218). |